Handelingen 8: 26 t/m 40 11-08-2013
De kinderpreek:
Het verhaal van Filippus.
De rare opdracht om naar een eenzame weg te gaan.
De ontdekking dat die man uit Ethiopië de Bijbel zat te lezen en dat hij hem moest helpen.
Die man hoorde er vroeger niet bij.
De einden van de aarde komen in zicht want iedereen dacht dat in Ethiopië het einde van de wereld was.
Filippus moet denken aan wat Jezus zei:
verkondig in Samaria en de einden van de aarde.
Wauw
er is iets heel nieuws begonnen!
Een nieuwe dag.
Dit is de dag die de Heer ons geeft.
De preek vervolgt met het als boodschap:
De verkondiging van de boodschap vraagt om trouw aan het Woord en om mensen te ontmoeten waar ze zijn.
We hebben als kerk een bijzondere opdracht
Een opdracht vanuit het Woord te leven en het Woord te laten spreken.
En dan de situatie in het oog te houden
waar het Woord moet landen.
En vooral:
de mens te zien
die van dat Woord moet leven.
Opvallend vind ik hier
dat het Woord van God zo nadrukkelijk aanwezig is.
Die Ethiopiër een bijbeltekst heeft gekocht.
En hij neemt ook de moeite om zich er in te verdiepen.
Dit sluit aan bij wat we vorige week zagen.
Het gaat om het Woord van God.
Zoals Jezus dat liet zien omdat we weten dat Hij het Woord was.
Maar ook zoals God het in zijn geschreven Woord heeft overgeleverd.
Jezus laat dat zelf ook zien
bijvoorbeeld aan de Emmausgangers.
Hij begint bij Mozes en de profeten
om uit te leggen dat Hij moest lijden en sterven en daarna opstaan.
Die rijkdom is in het geschreven woord te vinden.
We zien het ook hier.
Die man worstelt met een tekst die hij niet begrijpt.
En Filippus legt de bijbel uit.
Hij begint bij die tekst staat er
en laat zo zien wie Jezus is.
Als het er zo staat
weten we dat hij vanuit deze tekst in Jesaja
veel meer heeft uitgelegd.
Het is van wezenlijk belang om het Woord te kennen en er mee te leven.
Het is ook belangrijk om er niet slordig in te zijn het te kennen.
En om niet te voorzichtig te zijn
in wat we daarin vragen.
De Bijbel is niet altijd een hapklaar brok.
Dat Woord geeft ook de bedding aan
waarin we het evangelie uitdragen.
En de bedding waarin we dan ook nieuwe wegen durven gaan.
Want als het evangelie de wereld over gaat
en door de tijden en culturen heen gaat
dan zullen we bereid moeten zijn oude vormen en patronen los te laten.
We zien dat Filippus doen.
Hij ziet de mens,
en handelt zoals goed is voor deze mens.
Hij schrikt niet terug voor contact met een niet Joodse gelovige.
In hfdst 10 zullen we ontdekken hoe gevoelig dat lag.
Dat het evangelie ook voor Romeinen was,
was voor de gelovigen nauwelijks te bevatten.
Bovendien blijkt deze man eunuch te zijn.
Dat zal Filippus niet meteen geweten hebben, maar misschien ook wel.
Dat hangt maar net af van de codes in de samenleving.
Wie een RK geestelijke tegenkomt weet ook meteen dat die celibatair leeft.
Zo’n ontmande telde in het oude Israel als tweederangs.
Deut 23 leert ons dat mensen met een gebrek aan hun geslachtsdeel niet aan de tempeldienst mogen deelnemen.
Ze staan op afstand van de dienst aan God.
Maar het Woord zegt ook meer.
We hebben de uitdaging de hele Bijbel te bekijken
en dan ook oog te hebben voor de ontwikkeling.
Je ziet in de Bijbel de vensters opengaan.
Let op Jesaja 56: 1-5
De vreemdeling hoort er helemaal bij.
En de ontmande hoort er helemaal bij.
Laat de eunuch niet zeggen:
“ik ben maar een dorre boom”.
Filippus zal dit paraat gehad hebben.
En anders heeft de Geest het hem wel ingegeven dat hij in deze geest mocht handelen.
Hij ziet de mens
en doet wat nodig is.
Dat zien we vooral bij de doop.
Let eens op de vrijmoedigheid van die Ethiopiër.
Waarom zou ik niet gedoopt kunnen worden?
De uitleg van Gods Woord
heeft hem kennelijk overtuigd dat hij er bij hoort.
Maar zo vrijmoedig?
Dat heeft wel voor wat vragen gezorgd in de kerk.
Dat zie je in de bijbeltekst.
In onze NBV stappen we over van vs 36 naar vs 38.
Vers 37 is weggelaten in deze uitgave.
In mijn editie van de NBV staat dat in een voetnoot uitgelegd.
Het vers dat is weggelaten is veelzeggend.
Daar klinkt de geloofsbelijdenis
die in de vroege kerk nodig was om gedoopt te mogen worden.
Alles wijst er op
dat Filippus heel onbevangen deze Ethiopiër gedoopt heeft.
In ieder geval vond Lukas het niet nodig
om toen hij Handelingen schreef
er meer woorden aan te wijden.
Later is dat wat gecorrigeerd.
Latere overschrijvers
hebben het aangepast aan de kerkelijke praktijk.
Je kon in de vroege kerk niet zomaar gedoopt worden
je moest een grondige catechese hebben gevolgd
en de juiste belijdenis afleggen.
Daar valt veel voor te zeggen.
Zo doen we het nog meestal.
Maar Filippus doet het hier anders.
Hij durft het aan
die Ethiopiër tot zijn recht te laten komen.
Ik geloof dat deze geschiedenis ons helpt om kerk te zijn in deze tijd.
We hebben een lange traditie.
We dragen vele vormen met ons mee die goed waren en vaak goed zijn.
Misschien past niet alles meer in deze tijd.
Maar we hebben een boodschap
waar deze tijd om schreeuwt.
We mogen op weg met die boodschap.
Dat vraagt van ons een diepe verworteling in het Woord van God.
En het vraagt van ons om de mensen die we ontmoeten echt te zien
en tot hun recht te laten komen.
Zelfs als we daarvoor vertrouwde vormen moeten loslaten.
Zelfs als we risico’s moeten nemen.
Laten we daarin niet te bang zijn.
Als we trouw zijn aan het Woord
mogen we weten dat het om de mens gaat.
Die preker was opeens buiten beeld.
Door de Geest ergens anders neergezet.
Lijkt me een bijzondere ervaring.
Ik weet niet wat er gebeurt is,
wel dat je regelmatig ontdekt als preker
dat de Geest zijn weg wel gaat met de woorden die je mag spreken
zonder dat je je er teveel mee moet bemoeien.
Want het gaat om de mens die de boodschap mag horen.
En die kwam goed terecht.
Want Filippus was nergens te bekennen,
maar de Ethiopiër ging vrolijk verder.
En zo hoort het.