Preek zondag 24 maart Palmzondag. Lukas 19: 28-48

We zien een opgewonden menigte.
Juichende en schreeuwende mensen.
Jezus
die als Koning Jeruzalem binnenrijdt.
En we voelen allemaal de waarheid van deze scene.
Jezus is de Koning.
Hij is alle eer waard.
Het is volkomen terecht dat Hij wordt bezongen.
Misschien moeten we wel zeggen:
“eindelijk gerechtigheid”.

Maar op het kritieke moment huilt onze Heer.
Voor Hem is dit geen lieflijk beeld.
Hij had kennelijk liever wat kinderen op schoot genomen,
of een verhaal van Gods Koninkrijk verteld.
Hij huilt om Jeruzalem.
Hij ziet de verwoesting voor zich,
zoals die inderdaad is gekomen in het jaar 70.
De stad omvergegooid
de tempel verwoest.

Ondanks de jubel is het een droevig gedeelte.
De tranen van Jezus
dwingen ons verder te kijken.
De pijn te zien.
Maar in die tranen
vinden we ook de ruimte.
De ruimte om Gods nabijheid te ervaren.
Het leven met Hem te omhelzen.
Laten we eerst naar de jubel luisteren.

De mensen zijn overtuigd dat Jezus de Messias is.
En ze zingen het uit.
Je hoort sporen van psalm 118.
Je ziet het beeld voor je van Zacharia 9:

Juich Sion,
Jeruzalem schreeuw het uit van vreugde!
Je koning is in aantocht,
bekleed met gerechtigheid en zege.
Nederig komt hij aanrijden op een ezel,
op een hengstenjong
het jong van een ezelin.

En dan is het heel belangrijk
dat Jezus vervolgens naar de tempel gaat.

Zacharia 14: 21
Als die tijd aanbreekt
zullen er nooit meer handelaars zitten
in de tempel van de Heer vd hemelse machten

De Koning moet in Jeruzalem zijn.
Hij moet ook in de tempel zijn koningschap bewijzen.

Zacharia 6:12-14
Hij is het die de tempel van de Heer zal herbouwen;
hij is het die koninklijke waardigheid zal dragen
en zal heersen vanaf zijn troon.

De Koning moest in de tempel zijn.
Sporen daarvan vinden we ook terug apocriefe boeken.
1 Maccabeeën (174-134 voor Christus).

Een verhaal van ene Mattatias
die niet meegaat in een heidens offer in de tempel.
Hij wordt verjaagd,
maar zijn volgeling Judas zet de strijd voort.
In het besef van afhankelijkheid van God
en in perspektief van het koningschap.
1 Macc 4:30
Geloofd zijn gij,
redder van Israel
gij die door uw dienaar David de aanval van de reus hebt gebroken
en het leger van de Filistijnen
hebt overgeleverd aan Jonathan
de zoon van Saul….

Laat ook dit leger in handen vallen
van het volk Israel

In de strijd verjagen ze de Syrische vijand
en reinigen de tempel.

Dit verhaal leefde in het bewustzijn van het volk.

Het sloot ook aan bij het verlangen dat er was
een verlangen dat God zelf in zijn Woord heeft gevoed.
Verlangen naar vernieuwing.
De Koning die orde op zaken stelt.
En nu zal het eindelijk gebeuren.
Koning Jezus is op weg naar Jeruzalem.

Maar Jezus huilt.
Ze hebben het niet begrepen.

Ze zijn vol van de kracht van het volk.
Herstel van Jeruzalem.
Herstel van de tempel.
De natie die weer zal schitteren
en de vijand die zal worden verdreven.

Maar ze zien Jezus niet.
Ze hebben kennelijk nooit echt gekeken.
Niet echt geluisterd.

Hij was altijd kritisch tegenover geweld.
Hij was altijd open voor mensen die van buiten kwamen.
Hij droeg verdraagzaamheid uit.
En het symbool dat Hij nu laat zien
heeft ook een dubbele boodschap.

Een ezeltje waar nog nooit iemand op heeft gezeten.
We hebben eerder gezien hoe belachelijk dat is.
Wie goed kijkt ziet een anti-held.
Hij moet misschien zelfs meelopen
om te voorkomen dat zijn voeten over de grond slepen.

Jezus huilt

Jullie hebben de tijd van Gods ontferming niet herkend.

De Statenvertaling vertaalt:
uw hebt de tijd van uw bezoeking niet bekend.

Dat is strakker vertaald.
Het woord dat hier wordt gebruikt
duidt aan dat God komt inspecteren.

We vinden deze aanduiding de hele Bijbel door.
Het kan heel positief zijn,
maar ook oordelend.

Exodus 3:16; 32: 34-35; Jesaja 10: 3-4; Jeremia 6:15

In Lukas vinden we dit woord op een bijzondere manier.
Lukas 1: 65
De lofzang van Zacharia.

Hij heeft Israel bezocht
en verlossing teweeg gebracht voor zijn volk.

God is in Jezus naar het volk toe gekomen.
Op een bijzondere manier.
En ze herkennen het niet.
Wat ze zien vullen ze in met hun eigen beelden.
Ondanks dat kleine ezeltje
zien ze een koning met wereldlijke macht.
Meelopers,
zoals de wereld nog steeds vol is van meelopers.

Het huilen van Jezus zet ons stil.
Het roept vragen op.
En het daagt ons uit.

Hoe zou het zijn geweest
als zij Jezus wel hadden herkend en erkend?

Zou Jeruzalem niet verwoest zijn?
Zou de tempel er nog staan?

We weten het niet.
We weten niet hoe God de geschiedenis vorm geeft.
Het enige dat we weten
is dat die geschiedenis in zijn hand ligt.

En dat wij in die hand
in het midden van de geschiedenis staan.
Dat is de uitdaging.
De dag van de bezoeking te herkennen.
God herkennen en te erkennen.
Zoals Hij naar ons toekomt op zijn eigen manier.

Door het lijden heen Koning.
Met een enorme ruimte en barmhartigheid.

Met een liefdevolle aanraking
voor een kind dat het hele leven nog voor zich heeft.
Dat is de geweldige ruimte en kracht
van de genade van God.

Hij is nabij in tederheid en goedheid.
Met overweldigende ruimte.
Met goedheid die we mogen uitdragen.

Zonder tempel.
Maar als een heiligdom in de wereld.

1 Petrus 2: 5
Laat uzelf als levende stenen gebruiken
voor de bouw van een geestelijk tempel.

Petrus bemoedigt de gelovigen.
Hij roept op om goed te leven.
Een heiligdom te zijn onder de mensen.

2:12.
Leid te midden van ongelovigen een goed leven
opdat zij die u nu voor misdadigers uitmaken
door uw goede daden tot inzicht komen
en God eer bewijzen op de dag waarop Hij komt rechtspreken.
Het gaat hier om de dag van de bezoeking.
Dezelfde term als Jezus gebruikt
als Hij huilt over Jeruzalem.
Petrus citeert hier waarschijnlijk Jesaja 10:3.

Dit is een geweldig uitzicht.
De gemeente wordt opgeroepen
om dat te doen wat de joelende menigte niet kon.

Om Gods nabijheid te ervaren in Jezus
en in Zijn Naam
het Koninkrijk gestalte te geven.

Dan gaan de grenzen aan de kant.
Niet de tempel als gebouw,
waar eigenlijk maar één soort mensen in welkom is,
maar de gemeenschap als een tempel.

Niet het goede voor de kleine kring
ingeperkt door volksgrenzen
of culturele grenzen,
maar het goede in de breedte van het Koninkrijk
dat dan voor de omstanders goed is.

Zodra de ongelovigen God ontmoeten
zullen ze Hem eer bewijzen
doordat zij opeens het goede van de gemeente zien.

Laten we de Koning aanbidden en volgen.
Overal waar Hij ons wijst om zijn huis te zijn.
Midden tussen de ongelovigen.
Dus verkondig het evangelie van liefde
in de buurt waar je woont.
In de buurt waar de kerk staat.
Neem je plek in als christen
in maatschappelijke organisaties
en verkondig in liefde en zachtmoedigheid
dat Jezus Heer is.

Leef vanuit die liefdevolle aanraking
die we herkennen in de doop van een kind.
Dat is de God die wij mogen dienen.

Hij kwam niet om aan te zetten tot strijd.
Hij streed de strijd helemaal alleen
om vrede te brengen
voor iedereen die zijn aanwezigheid herkent
en Hem als Koning erkent.

Herken zijn nabijheid.
In de kracht van het Woord dat levens verandert.
In de nabijheid van de Levende Heer
die bij ons is en ons door zijn Geest leidt.
Doorgrondt steeds meer de diepte van zijn werk.
En leef het uit.

Leef zijn liefde en tederheid.
En dien hem als Koning,
gewoon in de straat.