Preek zondag 9 juni. Handelingen 5: 1-11

Handelingen 5: 1-11. (lezen vanaf 4:32)

De crisis begint zijn tol te eisen.
Op meer en meer plekken worden we er mee geconfronteerd.
Zou dat heel praktisch ook ons leven kunnen binnenkomen?
Hoe zou het zijn als we rijkdom en welvaart moeten inleveren?
En hoe zou het zijn
als daardoor de inkomensverdeling schever zou worden.

De Bijbel geeft hier wel een prachtig voorbeeld.
Als je bij de gemeente hoort kom je in ieder geval niets tekort.

Ze hadden alles gemeenschappelijk.
Niemand beschouwde zijn bezit als persoonlijk eigendom.

Wat doet dat bij ons?
Is het een aanlokkelijk perspectief?
Of beginnen sommigen nu op hun stoel te schuiven.
Lastig verhaal lijkt het.

Het is een prachtige geschiedenis.
We zien Gods Woord helder impact hebben op het gewone dagelijks leven.
En we zien Gods Woord ruim open gaan en ontdekken de diepte.

Het geeft ons inzicht en aanwijzingen over hoe wij in ons leven mogen omgaan met onze rijkdom en leert ons op een goede manier tegenover God te staan.
En dus is het een verrijking van ons geloof en van ons dagelijks leven.

We leren met ons bezit om te gaan op de manier die God gepast vindt.
· In volle vrijheid.
· Als vrucht van de Geest.
· In diep ontzag voor God.
· Ontzag voor God in ons leven.


In volle vrijheid.
Wat kan blijven hangen na de eerste lezing, is dat Ananias wordt gestraft voor het feit dat hij niet alles geeft. Maar dat is niet aan de orde. Petrus zegt heel duidelijk:
Je had het niet hoeven verkopen en je had met de opbrengst kunnen doen wat je wilde.
En we weten dat dat geen truc is.
Want het grote nieuws van het evangelie is dat we niets hoeven bij te dragen aan onze redding.
Dus ook niet ons geld.
Als we het NT lezen proeven we wel steeds dat de manier waarop we met geld omgaan een geestelijke zaak is. Geld en geloof staan niet los van elkaar. In de 2e brief aan de Korinthiërs is Paulus daar ook nadrukkelijk mee bezig. Hij benadrukt hoe belangrijk het is om ruimhartig te geven voor Jeruzalem. 2 Kor.9:7 Laat ieder zoveel geven als hij zelf besloten heeft, zonder tegenzin of dwang, want God heeft lief wie blijmoedig geeft.
Daar komt het even beknopt naar voren.
Je mag het zelf besluiten hoeveel je geeft.
En dat krijgt Ananias hier ook te horen.
Je bent volkomen vrij om je geld te beheren.

Daarbij geldt dat het met je spullen
net zo is als met je tijd en met je huis en met je lichaam:
Je hebt het in bruikleen en zult tegenover God moeten verantwoorden hoe je dat gedaan hebt.
Maar dat kan als het gaat om geld heel goed zo zijn dat je het voor jezelf houdt. Daar kunnen allerlei redenen voor zijn en dan kan het goed zijn.
En geef het vooral niet weg omdat het eigenlijk moet maar je er grote moeite mee hebt.
Als je denkt dat het moet van God omdat Hij anders niet van je houdt: gewoon niet doen.
Zet het op de bank, koop een nieuwe fiets, maar probeer niet je geestelijk leven er mee te redden.
Dat valt niet te redden met geld.

Als vrucht van de Geest.
Je leven valt niet te redden met geld.
Maar met geld kan je wel laten zien dat je leeft.

Dit gedeelte is vol van het werk van de Geest.
We hebben de genezing van de verlamde man meegemaakt.
En de discipelen zijn duidelijk gericht op meer.
We hebben vorige week gezien hoe zij baden om kracht en bijstand.
Want ze hadden vrijmoedigheid nodig om te spreken over Jezus, daar vragen ze om.
En dan vragen ze ook om tekens en wonderen.
Zodat zieken genezing vinden en er tekenen en wonderen gebeuren. (4:30).

En in dat werk van de Geest gaat het dan ook over geld.
Ze leven eendrachtig en hebben alles gemeenschappelijk.
Niemand beschouwde zijn bezittingen als persoonlijk eigendom.
Dus als de Geest werkt heeft dat invloed op je geld.

MAAR:
Toch preekten de discipelen er niet over.
Dat wil zeggen: de basisboodschap ging niet over geld.
En als we bedenken dat Petrus zegt: “je had niets weg hoeven geven”, dan is dat ook duidelijk.
De boodschap was niet een of andere economische waarheid.
Gelukkig niet.
Want economische waarheden ontaarden meestal in onbedwingbare goden.
Kijk maar naar wat het communisme is geworden, terwijl het oppervlakkig lijkt op wat hier in Handelingen wordt beleefd.
De basisboodschap ging niet over geld.

De verkondiging was Jezus.
Gestorven en wat meer is: Opgestaan!
De apostelen bleven met grote kracht getuigen van de opstanding van de Heer Jezus.
Daar ging het over.
Jezus heeft laten zien de Messias te zijn, want Hij is uit de dood opgestaan.

Dat is de vreugde die ze beleven.
Daar gaat het om.
Jezus is hun Heer en Hem aanbidden zij.
En dat heeft een aantal gevolgen.
Onder andere dat ze op een andere manier omgaan met geld.
In onze vertaling staat neutraal: Niemand onder hen leed enig gebrek.
In het Griekse origineel staat het sterker, zo ook in de SV.
Want er was ook niemand onder hen die gebrek had.

De Messias leeft en dat verandert je leven.
Het moet een geweldige ervaring zijn geweest.

Die gelovige Joden zagen de geschiedenis tot leven komen.
Ze waren ontzettend teleurgesteld
over hoe het leven was gelopen.
Ze hadden grote verwachtingen over wat God zou doen.
Herstel van het land.
Vrijheid en welvaart.

Dat was de belofte.
Zo had het kunnen zijn.
Want God had het beloofd.
Al eeuwen geleden
toen het volk zich voorbereidde op het wonen in het goede land
was dat wat God had beloofd.
Deuteronomium 15:4.
Niemand van u zal in armoede leven,
zozeer zal de Heer u zegenen in het land dat Hij u in bezit gaat geven.

Het is nooit waar geworden.
Al heel snel gingen de mensen hun eigen gang
deden niet wat God had geboden
en het leven verslechterde.
Ook in het beloofde land werden rijken rijker en armen armer.
Het volk kon de weelde niet dragen.
En de situatie in het land werd een situatie als in ieder ander land.
Wie slim is en geluk heeft wordt rijk
en wie rijk is wordt rijker.

Maar het was wel een droom: geen armoede.

En hier wordt het waar.
Iedereen ziet het in de kring van de gelovigen tot stand komen.
Mensen verkopen hun bezittingen en delen er van uit.

Dat is resultaat van het werk van de Geest.
Het is een reactie op de boodschap van de discipelen.
Jezus is uit de dood opgestaan!
Hij is de Messias.
En dat doet wat met je leven.

Voor veel van de mensen in en rond Jeruzalem
betekende die boodschap
dat ze die grond en bezittingen helemaal niet meer nodig hadden.
Ze hadden die grond vaak
omdat ze rond Jeruzalem begraven wilden worden.
Want ze wilden er bij zijn
als de Messias zou komen.
Daarvoor hoefden ze nu geen grond meer te hebben.
Wat moet je met een graf
als de Messias leeft?
Het verkopen van die grond
was een belijdenis dat Jezus Heer is.
Hij is gekomen en heeft laten zien
dat Hij de Messias is door uit de dood op te staan.
En ze nemen Hem waar in hun leven:
Kijk om je heen en je ziet overal de Heer present.

En ze reageren in geloof en verkopen de grond.

Je merkt in de beschrijving
dat het algemeen was
en dat het op een bepaalde manier gebeurde.
Als je het bericht in Handelingen nauwkeurig leest
dan valt op dat het een bepaald ritueel is.

Verkoop van de grond,
de opbrengst aan de voeten van de apostelen
en vervolgens wordt het uitgedeeld.

Het is een vorm van liturgie.
Een gewoonte die zich al snel had ontwikkeld
en die een vast patroon had.
Als je dat zo deed
dan ging je bewust mee in de beweging van de Geest.
En het betekende kennelijk
dat je met dat ritueel
ook liet zien dat je alles gaf.
Dat was de geloofsbelijdenis die daar bij hoorde.

Dat verklaart ook de snelle reactie van Petrus
als hij Ananias voor zich heeft.
Hij spreekt Ananias er meteen op aan
dat hij een deel van de opbrengst heeft achter gehouden.
Terwijl Ananias dat best had mogen doen.
Dat moet betekenen
dat Ananias
door op deze manier naar Petrus te gaan
de boodschap gaf dat hij het volle bedrag inleverde.
Zo was de gewoonte.
Dat was de liturgie waar hij in meedeed.
Dat was wat de Geest liet gebeuren
bij mensen die hoorden dat Jezus de Messias is
en dat Hij dat heeft bewezen door uit de dood op te staan.

Het besef dat Jezus leeft
bepaalt hoe je je eigen leven inricht.
En de Geest leert je dan ook
hoe je met je geld moet omgaan.

Want als je die diepe waarheid leer zien
dan dien je de Heer met groot ontzag.

Wij zijn geroepen om te leven in diep ontzag voor God.
Het grote ontzag voor God
komt in dit gedeelte duidelijk naar voren.
Zo eindigt de beschrijving van deze geschiedenis.
De hele gemeente en allen die er van hoorden
werden door grote schrik bevangen.

De gemeente slaat hier onthutst de hand voor de mond.
Het komt dus heel precies in het geestelijk leven.
Als je denkt dat je God kunt bedriegen
kan Hij zomaar laten zien dat Hij alles in de hand heeft;
ook het leven.
Het is kennelijk van belang
dat we ons dat bewust zijn.
Anders zou dit lastige stuk niet op deze plaats staan.
Je kan God niet zomaar voor je karretje spannen.

Dat grote ontzag dat we moeten leren
kan ook een eigenaardigheid verklaren in het verhaal.
Het is toch wel heel raar
dat Safira niet weet wat er met haar man gebeurd is.
Ze komt 3 uur later polshoogte nemen
en dan is haar man al begraven.
Kennelijk weet ze van niets.
Dat lijkt onwaarschijnlijk
en het is ook zeker geen handleiding voor pastoraal gedrag.
We mogen aannemen
dat de apostelen niet altijd zo hardvochtig waren.
Iemand begraven
en dan niet zijn partner op de hoogte brengen.
Dat is belachelijk.

Er moet dan ook iets bijzonders aan de hand zijn.
We kunnen dit op het spoor komen
door een mogelijk verband met wat we in Leviticus 10 gelezen hebben.
Daar straft God priesters die een vormfout maken.
En deze priesters worden om die reden zeer snel begraven.
De direct betrokkenen
mogen van de Heer ook niet rouwen.
Geen misbaar, geen rouw
alleen een snelle begrafenis.

Dit is zo’n onwaarschijnlijk hard verhaal.
Toch eigenlijk een van die gedeelten uit de Bijbel
waar ik in eerste instantie veel moeite mee heb.
Zo hard!

Dat moet toch te maken hebben
met het feit dat het om de verzoening gaat.
Ze waren bezig met de offerdienst
en deden het op hun eigen manier.
Ze gebruikten verkeerd vuur.
En dan speel je met vuur.
God zegt:
Door degenen die in mijn nabijheid verkeren
toon ik u mijn heiligheid.

Als je met de kern bezig bent
komt het er wel heel precies op aan.
Als je door je daden en woorden laat zien
dat Jezus Heer is van alles
ook van je bezit
maar je houdt een deel achter
dan raak je de kern van geloven.
Dan besmeur je de heiligheid van de Zoon
dan laat je merken dat Hij geen Heer is van je leven.
En als je daden en je woorden daarin niet op elkaar kloppen
treedt God dus hard op.

Het geestelijk leven vraagt veel van je.
Wij kunnen niet maar wat aanrommelen
met hoe we Jezus als Heer van ons leven belijden.
Ons leven moet bepaald blijven door diep ontzag voor God
en voor een onbelemmerde dienst aan zijn Zoon.
Dan zal de Geest ons vullen en vreugde geven.

Wat betekent dit nou?
Het is duidelijk dat God hier een teken geeft.
Dit is geen algemene regel,
in de praktijk heeft God veel meer ruimte voor mensen om te leren.
Als dat niet zo was
zou de kerk in deze tijd helemaal niet bestaan.
Hoe vaak is het kerkelijk leven niet een aantasting
van de grote heiligheid van God.
Hoe vaak is ons persoonlijk leven
niet een aantasting
van de belijdenis dat Jezus Heer is.

Kennelijk laat God op bepaalde momenten duidelijk zien waar het om draait.
Misschien is het ook wel zo
dat als God veel geeft aan gaven en wonderen
omdat dat op dat moment voor de gemeente van belang is
Hij daarbij ook wel extra verantwoordelijkheid vraagt.
We lezen in Handelingen regelmatig dat allen genezen worden.
Als de impact van je gebed en handelen zo groot is
ligt meteen het gevaar op de loer.
Als je het diepe ontzag voor God kwijt raakt
kun je zomaar al te fel gaan stralen als mens.
Dan krijg je grote persoonlijkheden die tegelijk kleine geesten zijn.
Een krachtige werking van de Geest
vraagt altijd een diep ontzag voor God.

Ik zit zelf wel met een vraag
of het eigenlijk niet oneerlijk is tegenover Ananias en Safira.
Zo hard, dat oordeel.
Ik ben zelf geneigd om het niet als een oordeel te zien
maar als een teken
een waarschuwing.
Wat voor mij kan betekenen
dat Ananias en Safira vervolgens veilig waren bij God.
Het past toch bij onze Heer om veel geduld te hebben.
We zouden toch geen leven hebben
als God direct zou straffen
voor al onze fouten en vergissingen?
Het grote nieuws is toch juist dat God dat niet doet.
Petrus gebruikt zware woorden:
Je hebt je door de satan laten misleiden.
Dat is ernstig.
Maar dat hoeft toch niet het laatste te zijn.
Ik moet daar juist bij Petrus aan denken.
We lezen in Matt 16:25 dat Jezus zich tegenover Petrus veel sterker uitdrukt.
Jezus zegt daar:
Ga weg satan!.
Petrus laat zich zo gebruiken door de tegenstander
dat Jezus hem als satan aanspreekt.
En dat ging ook over de kern van ons heil.
Het ging over het lijden van Jezus.
Petrus wilde daar niet aan.
En dat was een verleiding voor Jezus.
Jezus wilde daar ook niet aan
maar Hij had goed zicht op de verzoening en ging dus door.
Terwijl Petrus het werk van de verzoening om zeep wilde helpen
door Jezus te laten geloven
dat het ook zonder de dood aan het kruis zou kunnen.

Maar Petrus kreeg een nieuwe kans.
Zelfs na zijn mislukkingen daarna
kreeg hij toch weer een nieuwe kans.
Dat is toch de waarde van het geloof waarin wij leven.

Zouden Ananias en Safira dan ook niet een nieuwe kans hebben gekregen.
Dat hun sterven een teken is
Maar voor hen tegelijk ook een doorgang in het nieuwe leven.
Verlost van zonde en kleinzieligheid, levend met de Heer die zij toch wel wilden dienen?

Ontzag voor God in ons leven.

Hoe geven wij het diepe ontzag voor God vorm in ons leven?
Hoe gaan we met ons geld om
in tijden van crisis?

Ik denk dat het belangrijk is dat we steeds doordrongen blijven van de heiligheid van God.
We zijn vrij om ons leven vorm te geven.
We hoeven niets te verdienen.
Maar als Jezus Heer is van ons leven, staan we op heilige grond.
Met alles van ons leven.
Steeds moeten we die vraag horen:
Waar sta je tegenover God.
Wat betekent leven van verzoening voor je.
Wie is Jezus echt voor je.

Dus leef in de wereld met diep ontzag.
En laat ook de manier waarop je met je geld omgaat een vrucht zijn van de Geest.
Als de crisis een tol vraagt
en je komt voor de keuze:
Jezus volgen en dan een deel van welvaart opgeven
of vechten voor het geld
misschien ten koste van anderen.
Leef in ontzag voor God.
Hij zal je de weg wijzen.

Dan mag je met alle ruimte die Gods genade geeft er aan bijdragen dat de beloften van God waar worden.
Dat het leven goed mag zijn.
Het nieuwe leven in ons alledaagse leven te zien mag zijn.
Zodat mensen God leren zien.
En er met gepast ontzag steeds weer grote vreugde is.